Meer dan een halve eeuw na de eerste arbeidsmigratie worstelt de Turks-Nederlandse gemeenschap nog altijd met fundamentele vragen over identiteit, loyaliteit en de toekomst.
Waarom is er binnen deze gemeenschap nog altijd behoefte aan een eigen taal, een eigen cultuur en bovenal, een eigen religieus onderwijssysteem? Of nog belangrijker: bestaat die behoefte daadwerkelijk, of wordt ze kunstmatig in stand gehouden om jongeren binnen een bepaalde denk- en leefwereld te houden?
Deze bijdrage beoogt, vanuit een sociaal-democratisch perspectief, een debat te openen dat niet langer uitgesteld kan worden.
De Staat en het Nederlandse Model
De staat is er om te reguleren, te beschermen en maatschappelijke samenhang te waarborgen. In een democratische rechtsstaat betekent dat: het waarborgen van gelijke, vreedzame, respectvolle co-existentie tussen verschillende culturen en levensbeschouwingen. Nederland vervult in dat opzicht een voorbeeldfunctie. Fundamentele basisbehoeften zoals gezondheidszorg, onderwijs en sociale zekerheid zijn inclusief en toegankelijk voor iedereen. Nederland is een sociale rechtsstaat die pluralisme, burgerschap en diversiteit serieus neemt.
Toch zien we dat sommige instellingen, met name moskeeën en bijbehorende verenigingen, moeite hebben om zich aan dit model aan te passen.
Waarom zoveel weerstand tegen deze pluriforme sociale rechtsorde?
Het is belangrijk om dit punt goed te begrijpen: waar kerken na de Reformatie hun geloofsbeleving naar de privésfeer trokken, zien we binnen sommige moskeeën, vaak verbonden aan de Turkse Diyanet, juist een publieke, zichtbare, sterk ideologisch geladen religieuze uiting.
Wat is het doel van zulke zichtbare religieuze signalen op straat, op werkplekken, in de publieke ruimte? Waarom deze drang om iets te bewijzen?
Moeten wij werkelijk nog driehonderd jaar wachten op een soort islamitische renaissance?
De religieuze lessen in veel Diyanet-moskeeën zijn zelden pedagogisch verantwoord. Imams beheersen de Nederlandse taal niet, communiceren vaak in onbegrijpelijk Arabisch-Turks, en stimuleren geen kritisch denken, maar gehoorzaamheid en dogma.
De staat moet weten wat binnen haar grenzen gebeurt, zeker als het gaat om de opvoeding van minderjarigen. Religieus onderwijs dat niet pedagogisch verantwoord is, dat kinderen vervreemdt van universele waarden, vormt geen vrijheid maar een schending van kinderrechten.
Laïcisme, Democratie en de Dreiging uit Turkije
De scheiding tussen religie en staat – zoals in 1923 ingevoerd door Mustafa Kemal Atatürk – is een fundamenteel principe van co-existentie. Laïcisme is geen aanval op religie, maar een garantie voor pluralisme.
De huidige regering in Turkije heeft de pijlers van dit systeem ernstig verzwakt. Het resultaat: een samenleving in crisis. Als we Nederland niet in een soortgelijke richting willen duwen, dan moeten we ons uitspreken: voor vrede, rede en wetenschap.
Het is onacceptabel dat sommige moskeeën zich verschuilen achter “cultureel behoud” om toezicht te ontlopen. Cultuur mag nooit als excuus dienen voor regressie of isolatie.
Waarom zijn jongeren zo vatbaar voor radicalisering?
In de afgelopen jaren zagen we hoe sommige Turks-Nederlandse jongeren radicaliseerden, deelnamen aan straatprotesten of zelfs aansluiting zochten bij extremistische groeperingen.
Dat komt niet alleen door uitsluiting. Een belangrijke factor is het parallelle religieuze onderwijssysteem, vaak buiten het zicht van de overheid.
Deze lessen worden gegeven door personen zonder pedagogisch of democratisch besef. Jongeren leren niet denken, maar gehoorzamen. Niet twijfelen, maar volgen. En niet samenleven, maar zich afzetten tegen ‘de ander’.
Ze behoren niet volledig tot Nederland, maar voelen zich ook niet verbonden met Turkije. Dat schept een identiteitsvacuüm dat gemakkelijk opgevuld wordt met agressieve, reactionaire of radicaal religieuze identiteiten.
Oplossingen: Toezicht, Onderwijs en Representatie
Om deze vicieuze cirkel te doorbreken, moeten we drie sporen bewandelen:
1. Transparant maar onvoorwaardelijk toezicht.
Moskeeën en andere religieuze instellingen dienen gecontroleerd te worden op hun educatieve activiteiten. Dit moet open en wettelijk gebeuren, niet heimelijk, maar ook zonder politieke concessies.
2. Imams opleiden in Nederland.
Er moeten imams komen die Nederlands spreken, vertrouwd zijn met de Nederlandse samenleving, en over pedagogische kwalificaties beschikken. Hun financiering moet vanuit de gemeenschap komen – niet via buitenlandse staten. Geen staatsimams meer: scheiding van kerk en staat moet ook in de praktijk bestaan.
3. Jongeren perspectief bieden via cultuur, sport en technologie.
Jongeren hebben ruimte nodig om zichzelf te ontwikkelen, te ontdekken en te uiten. Dat kan niet uitsluitend via religieuze centra. Investeringen in buurthuizen, workshops, mentorschap en inclusieve projecten zijn broodnodig.
Slotwoord: Wie niet vooruitgaat, gaat achteruit
De kern van het probleem is stagnatie. Samenlevingen die niet evolueren, vallen terug. Onderwijs, religie en cultuur moeten de jeugd naar de toekomst leiden – niet terug naar een mythisch verleden.
Iedereen heeft het recht om naar zijn overtuiging te leven. Maar niemand heeft het recht om die overtuiging op te leggen, of de gemeenschappelijke samenleving te ondermijnen.
De Nederlandse staat kan, vanuit een sociaal-democratische visie, jongeren begeleiden richting een gedeelde, vreedzame toekomst. Maar daarvoor moeten we lastige vragen durven stellen:
Wat wordt er precies onderwezen in naam van religie?
Door wie?
En waar brengt dit ons werkelijk naartoe?
Het antwoord is duidelijk:
Wie niet vooruitgaat, gaat onvermijdelijk achteruit.
The post Taal, Cultuur, Religie en de Staat: Waarheen met de Turkse Jeugd in Nederland? first appeared on Hollanda Haberleri.